Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Sort descending Learn

doorgeefluik

serving hatch

drieënzeventig

seventy-three (73)

deel

share

deelde

shared

Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.

She rarely got visitors, because the other ducks preferred to swim in the canal, than to come out of the water to talk to her.

De scheepvaart op de Rijn is van groot economisch belang.

Shipping on the Rhine is of great economic importance.

dient

should (3rd person singular)

douch

shower (verb)

douche

shower

douchte

showered

dressoir

sideboard

dwaze

silly

dwaze kinderen

silly children

drieënzestig

sixty-three (63)

doosje

small box

dusverre

so far

Daar liep nu het kleine meisje op blote voeten, die rood en blauw van de kou waren.

So now the little girl was walking barefoot, her feet were now red and blue from the cold.

dus

so; therefore

deugdelijke

sound

deugdelijk

sound; reliable

doorlopende opdrachten

standing orders

doorlopende

standing; unceasing

dampte

steamed

dampende

steaming

dichtgestopt

stopped up

Derde slag!

Strike three!

dagvaarding

summons

draagvlak

support

Dat neem je terug.

Take that back.

doelwit

target

docent

teacher (high school, university)

doodsbang

terrified

dan

than

dank

thank (1st person singular)

dank u wel

thank you

Dank je wel voor de aanbeveling.

Thank you for your recommendation.