Dutch-English Dictionary - B

1 (9) 2 (4) A (737) B (1151) C (203) D (4045) E (1528) F (204) G (934) H (2342) I (1363) J (291) K (779) L (467) M (732) N (413) O (824) P (530) Q (2) R (399) S (1120) T (1124) U (196) V (1306) W (1157) X (3) Y (88) Z (976)

Dutch	English	Learn
bezuiniging	cut (reduction)	Learn
bezwaar	objection	Learn
bezweek	succumbed (singular)	Learn
bezweerder	charmer	Learn
bezwering	incantation	Learn
bezwete	sweaty	Learn
bezwijken	to succumb	Learn
bibberen	to tremble	Learn
bibberen	to shiver	Learn
bibliotheek	library	Learn
bidden	to pray	Learn
bieb	library (informal)	Learn
bieden	offer	Learn
biedt	offers	Learn
biefstuk	steak	Learn
bier	beer	Learn
biertje	beer (diminutive)	Learn
biggetjes	little pigs	Learn
bij	bee	Learn
bij	at	Learn
bij	revived (part 2)
bij	with	Learn
bij	by	Learn
bij bewustzijn	conscious	Learn
Bij de les wiskunde introduceerde de leraar evenwijdige lijnen.	In the mathematics lesson the teacher introduced parallel lines.	Learn
bij elkaar	together	Learn
Bij het huren of verhuren van een pand bent u wettelijk verplicht om van het gebouw een plaatsbeschrijving te laten opstellen.	When renting or letting a property, you are legally obliged to have a description of the building drawn up.	Learn
Bij het raam zat hij neuriënd een vrolijk deuntje.	By the window, he sat humming a cheerful tune.	Learn
Bij mij thuis of bij jou?	My place or yours?	Learn
bij te dragen	to contribute	Learn
bij uitstek	par excellence	Learn
Bijbel	Bible	Learn
bijblijven	to keep up	Learn
bijdrage	contribution	Learn
bijdragen	contributions	Learn
bijdragen	to contribute	Learn