Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1356) B (616) C (991) D (685) E (434) F (568) G (334) H (820) I (1381) J (102) K (66) L (425) M (587) N (315) O (329) P (728) Q (29) R (435) S (1482) T (5919) U (124) V (115) W (856) Y (302) Z (13)
English Dutch Recording Learn
the treason

het landverraad
the treasury

de schatkist
the treat

de traktatie
the treaty

het verdrag
the tree

de boom
the tree stump

de boomstronk
the trees

de bomen
The trees along the avenue are beautiful in autumn.

De bomen langs de laan zijn prachtig in de herfst.
The trees provide shelter from the sun.

De bomen bieden beschutting tegen de zon.
The trees swayed with the rustling wind in the forest.

De bomen bewogen mee op de ruisende wind in het bos.
the triangle

de driehoek
the trigger

de trekker
the trip; expedition

de tocht
the trombone

de trombone
the trophy

de trofee
the trouser pocket

de broekzak
the trousers (British); the pants (American)

de broek
the truancy

het spijbelen
The truck driver was surrounded by a group of protesters.

De vrachtwagenchauffeur werd klemgereden door een groep demonstranten.
the trumpet

de trompet
The trumpet is a musical instrument.

De trompet is een muziekinstrument.
the trust

het vertrouwen
the truth

de waarheid
the tub

de teil
the tube

de buis
the tulip

de tulp
the tumor

de tumor
the turban

de tulband
The turban is important in Sikhism.

De tulband is belangrijk in het sikhisme.
The turbulent business world is unpredictable.

De woelige zakenwereld is onvoorspelbaar.
The turbulent sea frightened the children.

De woelige zee beangstigde de kinderen.
the turkey

de kalkoen
The turkey was followed by flambéed Christmas pudding.

De kalkoen werd gevolgd door geflambeerde kerstpudding.
the turkeys

de kalkoenen
the turn

de beurt
the turnip

de knolraap