English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1356) B (616) C (991) D (685) E (434) F (568) G (334) H (820) I (1381) J (102) K (66) L (425) M (587) N (315) O (329) P (728) Q (29) R (435) S (1482) T (5919) U (124) V (115) W (856) Y (302) Z (13)

English	Dutch	Learn
the teams	de ploegen	Learn
the technician	de technieker	Learn
the technique	de techniek	Learn
the technology	de technologie	Learn
the teenager	de tiener	Learn
The teenager finally succumbed in hospital to his severe injuries.	De tiener bezweek uiteindelijk in het ziekenhuis aan zijn zware verwondingen.	Learn
the teeth	de tanden	Learn
the telephone	de telefoon	Learn
the telephone number	het telefoonnummer	Learn
the telescope	de telescoop	Learn
the television	de televisie	Learn
the temperature	de temperatuur	Learn
the tempers	de gemoederen	Learn
the temptation	de verleiding	Learn
the tendon	de pees	Learn
the tens	de tientallen	Learn
the tent	de tent	Learn
the tenth month	de tiende maand	Learn
the term	de term	Learn
The term Israeli settlement usually means an establishment for Israeli settlers in the territories occupied after the 1967 Six-Day War by Israel.	Met de term Israëlische nederzetting bedoelt men meestal een vestiging voor Israëlische kolonisten in gebieden die door Israël werden bezet na de Zesdaagse Oorlog van 1967.	Learn
the termination	de opzegging	Learn
the terrace	het terras	Learn
the terraces	de terrassen	Learn
the terrain	het terrein	Learn
the territories	de gebieden	Learn
the terror	de terreur	Learn
The terrorists swore vengeance on that country.	De terroristen zwoeren wraak op dat land.	Learn
the test	de toets	Learn
the test	de proef	Learn
the test results	de testuitslagen	Learn
the test; examination	de test	Learn
the tests	de proeven	Learn
the text	de tekst	Learn
the theatre	het theater	Learn
the theme	het thema	Learn
the thermometer	de thermometer	Learn