Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2050) B (736) C (1237) D (852) E (540) F (743) G (440) H (1125) I (1980) J (126) K (82) L (520) M (737) N (381) O (444) P (890) Q (36) R (532) S (1860) T (7147) U (160) V (129) W (1204) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
The second most common disease, joint disease, keeps teachers 230,000 days at home. De tweede meest voorkomende kwaal, gewrichtsaandoeningen, hield de leerkrachten 230.000 dagen thuis.
the Second World War de Tweede Wereldoorlog
the secondary school de middelbare school
the seconds de seconden
the secret het geheim
The secret of the lost treasure has finally been revealed. Het geheim van de verloren schat is eindelijk blootgelegd.
the sector de sector
the seed het zaad
the seed (in a competition) het reekshoofd
the seedlings de zaailingen
the seesaw de wip
The selection didn’t meet our taste. De selectie voldeed niet aan onze gading.
the self-interest het eigenbelang
the semester het semester
the semi-trailer de oplegger
the Senate de Senaat
the senses de zintuigen
the sentence de zin
the sentences de zinnen
the sentencing judge de strafuitvoeringsrechter
the servant de knecht
the servant de bediende
the servant and his dog de bediende en zijn hond
the servants de knechten
The servants lived downstairs. De bedienden woonden beneden.
the service de bediening
the service de dienst
the service provider de dienstverrichter
the set deadlines de gestelde deadlines
the setback de tegenslag
the settlement de afrekening
the settlement de nederzetting
the settlement de schikking
The settlement is by the river. De nederzetting ligt aan de rivier.
the settlers de kolonisten
the sewer het riool