Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

1 (9) 2 (4) 3 (1) 4 (1) 8 (1) A (1915) B (704) C (1187) D (835) E (514) F (705) G (418) H (1083) I (1856) J (119) K (77) L (489) M (695) N (360) O (404) P (857) Q (33) R (515) S (1762) T (6942) U (157) V (125) W (1145) X (4) Y (359) Z (20)
English Dutch Recording Learn
I bet ik wed
I bet he’s bragging right now ik wed dat hij op dit moment zit op te scheppen
I bet you know French. Ik wed dat je Frans kent.
I bought a computer. Ik kocht een computer.
I bought a new mobile phone. Ik heb een nieuwe mobiele telefoon gekocht.
I bought a set of plates. Ik heb een stel borden gekocht.
I bought this book three days ago. Ik kocht dit boek drie dagen geleden.
I bought Tom a hot dog. Ik heb een hot dog voor Tom gekocht.
I bring ik breng
I brush ik poets
I called him. Ik belde hem.
I can come with you. Ik kan met je mee.
I can do that. Dat kan ik.
I can do this alone. Ik kan dit alleen.
I can help you. Ik kan je helpen.
I can only go by that which was relayed to me. Ik kan alleen maar afgaan op hetgeen dat mij werd verteld.
I can recommend a good hotel. Ik kan een goed hotel aanbevelen.
I can recommend a good lawyer. Ik kan een goede advocaat aanbevelen.
I can recommend this book to you. Ik kan je dit boek aanbevelen.
I can recommend this restaurant. Ik kan dit restaurant aanbevelen.
I can smell flowers. Ik kan bloemen ruiken.
I can solve that problem in an instant. Ik kan dat probleem in een handomdraai verhelpen.
I can speak Thai. Ik kan Thais spreken.
I can switch. Ik kan schakelen.
I cannot distinguish a frog from a toad. Ik kan een kikker niet van een pad onderscheiden.
I cannot imagine it. Ik kan het me niet voorstellen.
I can’t afford it. Dat kan ik niet betalen
I can’t agree with you. Ik kan het niet met je eens zijn.
I can’t believe you take such nonsense seriously. Ik kan niet geloven dat je zulke kletskoek serieus neemt.
I can’t come with you. Ik kan niet met je mee.
I can’t condone what you did. Ik kan hetgeen je deed niet goedkeuren.
I can’t drink wine anymore. Ik kan geen wijn meer drinken.
I can’t emphasize it enough. Ik kan het niet genoeg benadrukken.
I can’t find my umbrella. Ik kan mijn paraplu niet vinden.
I can’t follow you. Ik kan je niet volgen.
I can’t get my headphones off my head. Ik krijg mijn koptelefoon niet van mijn hoofd.