We hebben een mooie gelegenheid.
We hebben een overeenkomst.
We hebben beslist om opheldering te vragen.
We hebben niemand om ons te helpen.
Wij hebben spoedoverleg gepland.
wij hebben overal gezocht
We hebben drie minuten.
We moeten het nu gaande houden.
Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
We moeten meteen beginnen.
We moeten op Tom wachten.
We hebben vele kilometers gelopen.
We hielden ons vast aan de tak.
We hopen dat veel van jullie zullen komen.
We hoopten dat alles als een leien dakje zou gaan.
Wij voeren koffie in uit Brazilië.
We importeren meel uit Amerika.
We hebben nadien veel gelachen.
We wonen dichtbij een rivier.
We wonen op aarde.
We houden van elkaar.
We moeten de wet naleven.
We moeten ieder obstakel overwinnen.
We moeten elkaars geloofsovertuigingen eerbiedigen.
We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.
Wij hebben een antwoord nodig.
We hebben verf nodig.
We moeten iets kopen voor Tom.
We moeten nog meer experimenten uitvoeren.
We moeten hier nu weg.
We moeten de vergadering verschuiven.
We moeten een ruimte voor ons feest huren.
We moeten onze boerderij verkopen.
Wij moeten slapen.
We moeten dat wrak wegslepen.
we hebben nood aan samenhorigheid