Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - W

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Sort descending Learn

We hebben een mooie gelegenheid.

We have a great opportunity.

We hebben een overeenkomst.

We have an understanding.

We hebben beslist om opheldering te vragen.

We have decided to ask for clarification.

We hebben niemand om ons te helpen.

We have no one to help us.

Wij hebben spoedoverleg gepland.

We have scheduled an emergency meeting.

wij hebben overal gezocht

we have searched everywhere

We hebben drie minuten.

We have three minutes.

We moeten het nu gaande houden.

We have to keep it going now.

Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.

We have to leave now if we want to get home before dark.

We moeten meteen beginnen.

We have to start at once.

We moeten op Tom wachten.

We have to wait for Tom.

We hebben vele kilometers gelopen.

We have walked many miles.

We hielden ons vast aan de tak.

We held on tightly to the branch.

We hopen dat veel van jullie zullen komen.

We hope many of you will come.

We hoopten dat alles als een leien dakje zou gaan.

We hoped everything would go smoothly.

Wij voeren koffie in uit Brazilië.

We import coffee from Brazil.

We importeren meel uit Amerika.

We import flour from America.

We hebben nadien veel gelachen.

We laughed a lot afterwards.

We wonen dichtbij een rivier.

We live near a river.

We wonen op aarde.

We live on Earth.

We houden van elkaar.

We love each other.

We moeten de wet naleven.

We must abide by the law.

We moeten ieder obstakel overwinnen.

We must overcome every obstacle.

We moeten elkaars geloofsovertuigingen eerbiedigen.

We must respect each other’s beliefs.

We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.

We must tell everybody what happened.

Wij hebben een antwoord nodig.

We need a response.

We hebben verf nodig.

We need paint.

We moeten iets kopen voor Tom.

We need to buy something for Tom.

We moeten nog meer experimenten uitvoeren.

We need to conduct more experiments.

We moeten hier nu weg.

We need to get out of here now.

We moeten de vergadering verschuiven.

We need to move the meeting.

We moeten een ruimte voor ons feest huren.

We need to rent a room for our party.

We moeten onze boerderij verkopen.

We need to sell our farm.

Wij moeten slapen.

We need to sleep.

We moeten dat wrak wegslepen.

We need to tow that wreck away.

we hebben nood aan samenhorigheid

we need togetherness