Dutch-English Dictionary - W

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1001) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1071) J (244) K (672) L (406) M (642) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (978) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)

Dutch	English Sort descending	Learn
was	was	Learn
Was er iemand gewond?	Was anyone hurt?	Learn
Was het aan het regenen op jullie trouwdag?	Was it raining on your wedding day?	Learn
Was die beslissing overdreven?	Was that decision overdone?	Learn
Was het boek dat je gisteren las in Frans of Engels?	Was the book you were reading yesterday in French or English?	Learn
werd	was; became	Learn
was	wash	Learn
wasser	washer	Learn
wast	washes	Learn
wasmachine	washing machine	Learn
wespen	wasps	Learn
water	water	Learn
waterdruppels	water drops	Learn
Water is een bron van leven.	Water is a source of life.	Learn
Water is vreemd spul.	Water is strange stuff.	Learn
waterpeil	water level	Learn
watertrog	water trough	Learn
waterdamp	water vapor	Learn
waterkers	watercress	Learn
watermeloen	watermelon	Learn
wij	we (emphatic)	Learn
we	we	Learn
We dachten allemaal dat Tom een hartaanval kreeg.	We all thought Tom was having a heart attack.	Learn
wij hadden ook een huis-elf hadden, om de was te strijken	we also had a house-elf to iron the laundry	Learn
wij zijn	we are	Learn
Wij gaan ook wenen.	We are also going to cry.	Learn
Wij zijn met vlag en wimpel de grootste partij van het land.	We are by far the largest party in the country.	Learn
We zijn eindelijk vrij.	We are finally free.	Learn
We gaan sterven.	We are going to die.	Learn
we zijn eerlijk	we are honest	Learn
We zijn verdwaald.	We are lost.	Learn
We zijn niet van suiker gemaakt.	We are not made of sugar.	Learn
wij zijn heus niet stom	we are not stupid	Learn
We zijn gevangenen in ons eigen land.	We are prisoners in our own country.	Learn
We staan onder zijn bevel.	We are under his command.	Learn
we zijn verstandig	we are wise	Learn