Dutch-English Dictionary - T

1 (9) 2 (4) A (735) B (1149) C (203) D (4040) E (1522) F (204) G (933) H (2337) I (1357) J (289) K (779) L (467) M (731) N (412) O (823) P (530) Q (2) R (399) S (1120) T (1123) U (196) V (1303) W (1155) X (3) Y (88) Z (975)

Dutch	English	Learn
tussen	between	Learn
tussen-s	in-between s (used in compound words)
tussenstop	stopover	Learn
TV	TV	Learn
twaalf	twelve (12)	Learn
twaalfduizend	twelve thousand (12,000 )	Learn
twee	two (2)	Learn
twee bestelwagens	two vans	Learn
twee dagen geleden	two days ago	Learn
twee dagen later	two days later	Learn
Twee families gaan elkaar op straat te lijf met honkbalknuppels	Two families attack each other on the street with baseball bats	Learn
twee keer vijf is tien	two times five equals ten	Learn
twee kettingbotsingen	two pile-ups	Learn
twee lange, witte buizen	two long, white tubes	Learn
twee maal drie is zes	two times three equals six	Learn
twee maal twee is vier	two times two equals four	Learn
twee maal vier is acht	two times four equals eight	Learn
twee maaltijden	two meals	Learn
twee maanden geleden	two months ago	Learn
twee min één is één	two minus one equals one	Learn
twee minderjarigen	two minors	Learn
twee plus drie is vijf	two plus three equals five	Learn
twee plus twee is gelijk aan vier	two plus two is equal to four	Learn
twee plus vier is zes	two plus four equals six	Learn
Twee robotten doen met veel overgave aan paaldansen.	Two robots doing pole dancing with lots of dedication.	Learn
twee samengestelde woorden	two compound words	Learn
Twee sjofel uitziende tovenaars staarden hem aan.	Two shabby-looking wizards stared at him.	Learn
twee sneetjes peperkoek	two slices of gingerbread	Learn
twee studenten	two students	Learn
twee uur	two o’clock	Learn
twee vijf	two five	Learn
twee voorbeelden om dit te verduidelijken	two examples to clarify this	Learn
twee vrouwen	two women	Learn
twee weken geleden	two weeks ago	Learn
twee wielertoeristen	two tourist cyclists	Learn
twee zes vier	two six four	Learn