Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - P

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (645) B (998) C (162) D (3482) E (1074) F (167) G (798) H (1925) I (1064) J (241) K (673) L (405) M (639) N (355) O (702) P (471) Q (2) R (341) S (979) T (969) U (166) V (1134) W (915) Y (88) Z (772)
Dutch Sort ascending Recording English Learn

politieagenten

police officers

politieagent

policeman

Politie flitst op bestelling.

Police flash to order.

politie

police

politicus

politician

Politici moeten twee jaar ontluizen

Politicians need two years of delousing

politici

politicians

Polen

Poland

poging

attempt

poetst

cleans (3rd person singular)

poetsen

to brush

Poets je tanden.

Brush your teeth.

Poets je schoenen vooraleer weg te gaan.

Shine your shoes before going out.

poets

clean (1st person singular)

poets

brush (verb)

poes

cat; pussycat

poederdons

powder puff

poeder

powder

podium

stage

pochen

to boast

pluspunt

plus point

plus

plus

plunderaars

looters

plotselinge

sudden

Plotseling voelde ze zich zeer klein, waardeloos en ellendig.

Suddenly she felt tiny, worthless and miserable.

plotseling vlammen oplaaiden

suddenly flames flared up

plotseling

suddenly (long form)

Plots werd ze stil.

She suddenly fell silent.

Plots kuste ze me.

She suddenly kissed me.

plots

suddenly

plooi

fold

plons

splash

plofte

plunged

Plof, plof! het riet boog zich naar alle kanten heen.

Splash, splash! the reed bent in every direction.

Plof! plof! ging het weer, zonder dat hij het beetpakte.

Splash! Splash! it went again, without him grabbing it.

Plof! daar sprong zij in het water.

Splash! there she jumped into the water.