Dutch-English Dictionary - O

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)

Dutch	English Sort ascending	Learn
over de vooruitgang en verwezenlijkingen van het project	on the progress and achievements of the project	Learn
op de overloop	on the landing	Learn
op het plafond	on the ceiling	Learn
op de rand van een recessie	on the brink of a recession	Learn
op de zaterdagavond	on Saturday night	Learn
Op zaterdagavond gaat hij naar zijn favoriete kroeg.	On Saturday evening he goes to his favorite pub.	Learn
Op maandag begint mijn les om 8:00 uur.	On Monday my class starts at 8:00 am.	Learn
Op 4 mei loopt de hele wereld de Wings for Life World Run voor een remedie tegen ruggenmergletsel.	On May 4, runs the world the Wings for Life World Run for a cure for spinal cord injuries.	Learn
op	on	Learn
omelet	omelette	Learn
oudste	oldest	Learn
ouderwetse	old-fashioned	Learn
ouwe	old	Learn
oud	old	Learn
oude	old (long form)	Learn
OK, ik neem het.	OK, I'll take it	Learn
OK	OK	Learn
olie-inkomsten	oil revenue	Learn
olie	oil	Learn
Och, neem mij mee!	Oh, take me with you!	Learn
O, kijk, daar komt de bus al aan!	Oh, look, there comes the bus!	Learn
O, hier was het zo schoon, zo heerlijk.	Oh, it was so beautiful here, so wonderful.	Learn
O, het kon die mooie, gelukkige vogels niet vergeten	Oh, it could not forget those beautiful, happy birds	Learn
O, dat weet ik niet.	Oh, I don’t know.	Learn
O, wat glom, wat brandde dit!	Oh, how it shone, how it burnt!	Learn
O	oh	Learn
och	oh	Learn
officieel erkend	officially recognized	Learn
officieel	official	Learn
officiële	official (long form)	Learn
offensief	offensive	Learn
overtreders	offenders	Learn
overtreding	offence	Learn
oktober	October	Learn
Oceanië	Oceania	Learn
oceaan	ocean	Learn