Dutch-English Dictionary - O

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)

Dutch Sort descending	English	Learn
oud	old	Learn
oude	old (long form)	Learn
oudejaarsavond	New Year's Eve	Learn
ouders	parents	Learn
Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.	Parents should be able to choose home education for their children in every country.	Learn
ouderschap	parenting	Learn
ouderschapsverlof	parental leave	Learn
ouderwets	out of style	Learn
ouderwetse	old-fashioned	Learn
oudste	oldest	Learn
outfit	outfit	Learn
ouwe	old	Learn
oven	oven	Learn
over	to talk about (part 1)
over	in	Learn
over	over; about	Learn
over de hele wereld	all over the world	Learn
Over de tafel lag een wit tafellaken uitgespreid	On the table there was a white tablecloth	Learn
Over de tafel lag een wit tafellaken uitgespreid; daarop stond prachtig porseleinen vaatwerk, en heerlijk dampte de gebraden gans, die met appelen en gedroogde pruimen opgevuld was.	On the table there was a white tablecloth; on it, stood splendid porcelain crockery, and a steaming roast goose, stuffed with apples and dried plums.	Learn
over de vooruitgang en verwezenlijkingen van het project	on the progress and achievements of the project	Learn
over drie dagen	in three days	Learn
over twee dagen	in two days	Learn
overaanbod	oversupply	Learn
overal	everywhere	Learn
overal mensen in het geheim bijeenkwamen	people everywhere secretly met	Learn
overbelaste	congested	Learn
overbelasten	to overload	Learn
overbevolking	overcrowding	Learn
overbevolking in de gevangenissen	prison overcrowding	Learn
overbevolkte	overcrowded	Learn
overblijft	remains	Learn
overbodig	unnecessary; superfluous	Learn
overbrengen	to convey; to transport	Learn
overbuigen	to bend over	Learn
overdag	during the day	Learn
overdoen	to redo	Learn