Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - N

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (639) B (994) C (161) D (3475) E (1066) F (166) G (790) H (1909) I (1054) J (240) K (669) L (403) M (632) N (353) O (697) P (470) Q (2) R (336) S (971) T (953) U (165) V (1129) W (910) Y (88) Z (764)
Dutch Sort descending Recording English Learn

Nog een yoghurt, alstublieft.

Another yoghurt, please.

nog eens

one more time

Nog eentje, alstublieft.

One more, please.

nog niet

not yet

nog steeds

still

nogal

rather

nok

ridge

nood

need

Nood breekt wet.

Necessity knows no law.

noodgeval

emergency

noodrem

emergency brake

noodzaak

need; necessity

nooit

never

nooit vergeten om je bestand op te slaan

never forget to save your file

Noord

North

Noord-Amerika

North America

Noord-Ierland

Northern Ireland

noorden

north

Noordpool

North Pole

Noors

Norwegian

Noorwegen

Norway

noot

note

normaal

normal

Normaal zou ik het eens zijn met jullie.

Normally I would agree with you.

Normandië

Normandy

nors

sullen

noten

nuts

notendop

nutshell

noteren

to note

notitieboek

notebook

notulen

minutes (the written record of what was said at a meeting)

nou

now

november

November

nu

now

Nu bemerkte het, dat de deur uit het ene scharnier geraakt was en zo scheef hing, dat het door de reet in de kamer kon sluipen, en dit deed het dan ook.

Now it noticed that the door had come out of one hinge and slanted so badly that it could sneak through the gap into the room, and that is what it did.

Nu erkende het eerst recht zijn geluk en de heerlijkheid, die hem omringde.

Now it realised correctly for the first time his good luck and the magnificence that surrounded him.