Mijn man is bakker.
Mijn nederigheid maakt me trots.
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
Mijn huis is oud en lelijk.
Mijn hart ging echt immens tekeer.
Mijn hart trilt van vreugde.
Mijn harde schijf is bijna vol.
Mijn oma is een ervaren edelsmid en maakt unieke handgemaakte juwelen.
Mijn grootvader is timmerman.
Mijn vriendin heeft me geholpen met mijn opdracht voor Engels.
Mijn vriendin en ik zijn verloofd.
mijn vulpen
Mijn voet is zo dik dat hij niet meer in mijn schoen past.
Mijn vlucht moest normaal om half drie ’s middags aankomen.
Mijn vader heeft als hobby het kweken van rozen.
Mijn vader is kaal.
M’n vader is melkboer.
Mijn inspanningen waren niet voor niets.
mijn aangifte
Mijn dochter heeft een goede leraar.
mijn dochter
Mijn koffie is koud.
Mijn kinderen houden erg van het verhaal van Sneeuwwitje.
mijn kinderen
Mijn kind is ziek.
Mijn kind heeft honger.
Mijn kind moet hoesten.
Mijn kat is gelukkig.
Mijn kat is altijd bezig met kattenkwaad.
Mijn kat is verdwenen.
Mijn loopbaan begon als stagiair.
Mijn loopbaan heeft me naar vele landen geleid.
Mijn kanarie houdt van vers fruit.
Mijn emmer is vol.
Mijn broer en ik zijn samen opgegroeid.
Mijn bruidegom heeft me bedrogen.