Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1004) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (673) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (985) T (977) U (166) V (1139) W (918) Y (88) Z (776)
Dutch Sort ascending Recording English Learn

Ik begrijp een beetje Frans, maar ik kan het niet spreken.

I understand a little French, but I can’t speak it.

Ik begrijp deze nieuwe regels niet.

I don’t understand these new rules.

Ik begrijp dat hij boos is.

I understand that he’s angry.

Ik begreep.

I understood.

Ik balde mijn vuisten van frustratie.

I clenched my fists in frustration.

Ik aanvaard de Verkoopsvoorwaarden.

I accept the Terms of Sale.

Ik aanbid u.

I adore you.

ik

I

ijzeren

iron (adjective)

ijzer

iron (metal)

ijver

zeal

ijskoud

freezing cold

ijsje

ice cream (diminutive)

ijsbeerde

paced

ijs

ice

ijs

ice cream

iets onder de knie hebben

to have something mastered

iets klopt

something is right

iets

something

Ierse

Irish (long form)

Iers

Irish

Ierland

Ireland

iemands

someone’s

Iemand, help me even.

Someone help me.

iemand met minder ervaring

someone with less experience

iemand meenemen

to take somebody (along)

iemand meebrengen

to bring somebody (along)

iemand in de tang nemen

to have someone where you want him; to have someone by the short and curlies

Iemand heeft me verteld dat Tom allergisch was voor tarwe.

Someone told me Tom was allergic to wheat.

iemand bezoeken

to visit someone

iemand

someone

ieders

everyone’s

Iedereen zou dit kunnen.

Anybody could do this.

Iedereen zocht dekking.

Everyone ran for cover.

Iedereen zag dat ik voor schut stond.

Everyone saw that I was embarrassed.

Iedereen wil zo weinig mogelijk betalen.

Everyone wants to pay as little as possible.