Ik moet naar Spijkenisse.
Ik moet stofzuigen.
Ik moet telefoneren.
Ik moet het geluid dempen.
Ik moet dringend plassen.
Ik moet dat rapport vandaag zien.
Ik moet mijn boerderij verkopen.
Ik moet me scheren.
Ik moet slapen.
Ik moet douchen.
Ik moet u vragen om in deze beker te plassen.
Ik heb uw hulp nodig.
Ik heb je hulp nodig.
Ik moet een paar wonden laten behandelen, met enkele hechtingen.
Ik had nooit gedacht u hier te zien.
Ik vond hem sowieso niet leuk.
Ik was de ramen nooit.
Ik zie Tom vaak in het park.
Ik schrijf zeer dikwijls bijdragen voor Wikipedia.
Ik eet alleen koosjer voedsel.
Ik heb louter lof voor haar prestaties.
Ik heb maar een paar fouten gemaakt.
Ik zei dat alleen om te lachen.
Ik wil enkel in een appartement wonen als het een balkon heeft.
Ik bestelde nieuwe meubels.
Ik heb pizza besteld.
Ik heb twee hamburgers besteld.
Ik transpireerde onder mijn oksels.
Ik schaak.
Ik speel trompet.
Ik beloof een president te zijn die niet wil verdelen, maar verenigen.
Ik geef de voorkeur aan de zwarte.
Ik ga liever te voet dan in een voertuig vervoerd te worden.
Ik zal het heus niet doorvertellen.
Ik beloof je dat je veilig bent.
Ik doe het in de la.