Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1001) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1071) J (244) K (672) L (406) M (642) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (978) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Sort descending Learn

iedere

every (long form)

Ieder kind heeft recht op onderwijs.

Every child has the right to education.

ieder land

every country

Ieder uur telt.

Every hour counts.

Iedereen liegt.

Everybody lies.

Iedereen bleef.

Everybody stayed.

Iedereen gaat.

Everybody will be going.

iedereen

everybody; everyone

Iedereen heeft minstens één goede vriend nodig.

Everyone needs at least one close friend.

Iedereen zocht dekking.

Everyone ran for cover.

Iedereen zag dat ik voor schut stond.

Everyone saw that I was embarrassed.

Iedereen glimlachte.

Everyone smiled.

Iedereen wil zo weinig mogelijk betalen.

Everyone wants to pay as little as possible.

iedereen was humeurig en kortaangebonden

everyone was moody and short-tempered

iedereen was gespannen

everyone was tense

ieders

everyone’s

Iedereen is moe.

Everyone’s tired.

inwisselbaar

exchangeable

informatiedoorstroming

flow of information

in Nederland is thuisonderwijs bijvoorbeeld onwettig

for example, home education is illegal in the Netherlands

In Nederland is thuisonderwijs bijvoorbeeld onwettig, tenzij je een uitzonderingsbrief van de overheid ontvangt.

For example, home education is illegal in the Netherlands, unless you receive a letter of exemption from the government.

ijskoud

freezing cold

is erbij gekomen

has joined

ik

I

Ik versnel en blijf in de linkerrijstrook rijden.

I accelerate and stay in the left lane.

Ik aanvaard de Verkoopsvoorwaarden.

I accept the Terms of Sale.

Ik aanbid u.

I adore you.

Ik heb haar afgeraden om alleen ’s nachts door het park te wandelen.

I advised her against walking alone in the park at night.

Ik ben het eens met de stelling van de auteur.

I agree with the author’s position.

Ik ben bijna gestruikeld.

I almost tripped.

Ik weet het antwoord al.

I already know the answer.

Ik heb al besteld.

I already ordered.

ik ben

I am

Ik ben negentien jaar oud.

I am 19 years old.

Ik ben een Brits staatsburger.

I am a British citizen.

Ik ben een Canadees staatsburger.

I am a Canadian citizen.