Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (649) B (1001) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (803) H (1932) I (1070) J (242) K (672) L (406) M (642) N (356) O (713) P (471) Q (2) R (342) S (979) T (978) U (166) V (1138) W (916) Y (88) Z (774)

Dutch	English Sort ascending	Learn
harnas	armour	Learn
hartstreek	area of the heart	Learn
het kreeg zulk een lust om in het water te zwemmen, dat het zich niet kon weerhouden, dit tegen de kip te zeggen.	and then he began to feel such a great longing for a swim on the water, that he could not help telling the hen.	Learn
hoeveelheid	amount	Learn
Heb ik het fout?	Am I wrong?	Learn
Hoewel Nederland en Duitsland veel op elkaar lijken zijn de verschillen toch ook heel aanzienlijk.	Although the Netherlands and Germany are very similar, the differences are also very significant.	Learn
hoewel	although	Learn
haast	almost	Learn
handelt	acts; is acting	Learn
handelde	acted	Learn
Heen-en-terug, graag.	A round trip, please.	Learn
Heel veel mensen hebben hulp van een psycholoog nodig.	A lot of people need help from a psychologist.	Learn
honderdvijfennegentig	195 (one hundred and ninety-five)	Learn
honderdvierentachtig	184 (one hundred and eighty-four)	Learn
honderdzevenenzestig	167 (one hundred and sixty-seven)	Learn
honderdnegenenveertig	149 (one hundred and forty-nine)	Learn
honderdachtveertig	148 (one hundred and forty-eight)	Learn
honderdzesenveertig	146 (one hundred and forty-six)	Learn
honderdvijfenveertig	145 (one hundred and forty-five)	Learn
honderdvierenveertig	144 (one hundred and forty-four)	Learn
honderddrieënveertig	143 (one hundred and forty-three)	Learn
honderdtweeënveertig	142 (one hundred and forty-two)	Learn
honderdéénenveertig	141 (one hundred and forty-one)	Learn
honderdzesentwintig	126 (one hundred and twenty-six)	Learn