Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Sort ascending Learn

de workshops

the workshops

de werklast

the workload

de workload

the workload

de arbeider

the worker; the labourer

de arbeid

the work

de woorden

the words

de specht

the woodpecker

de vrouwenrechten

the women’s rights

de vrouwen

the women

De baarmoeder is de moeder van alle dingen.

The womb is the mother of all things.

de baarmoeder

the womb

De vrouw schreeuwde en sloeg met de tang naar het arme beest.

The woman screamed, and struck the poor animal with the tongs.

De vrouw is vriendelijk.

The woman is kind.

De vrouw sloeg de handen in elkaar, waarop het eerst in het botervat en toen in de meelton vloog

The woman clapped her hands together, which made him fly first into the butter churn, and then into the meal-tub

de vrouw

the woman

de wolf

the wolf

de tovenaar

the wizard

de getuigen

the witnesses

de wensen

the wishes

de wissers

the wipers

de winter

the winter

de vleugels

the wings

de wijn

the wine

de ruitenwissers

the windscreen wipers

De ramen moeten dicht blijven.

The windows must remain closed.

de ramen

the windows

de ruiten

the windows

de windmolens

the windmills

de wind rukte ze af, zodat zij in de rondte dansten, en boven in de lucht was het snerpend koud

the wind tore them off, so they danced around, and up in the air it was ice cold

de wind

the wind

de wilgen

the willows

de echtgenote

the wife

de vrouw

the wife

de hele school

the whole school

de hele fles

the whole bottle

de draaikolk

the whirlpool