Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1128) C (201) D (3952) E (1474) F (203) G (923) H (2243) I (1323) J (285) K (770) L (466) M (719) N (391) O (809) P (524) Q (2) R (393) S (1105) T (1089) U (194) V (1264) W (1135) X (3) Y (88) Z (929)

Dutch	English Sort ascending	Learn
dit akkoord wordt nageleefd	this agreement is observed	Learn
Dit is voor alle partijen een bindende overeenkomst.	This agreement is binding on all parties.	Learn
Deze overeenkomst wordt geldig vanaf middernacht.	This agreement becomes valid at midnight.	Learn
Deze namiddag blijft het zwaarbewolkt, winderig en regenachtig.	This afternoon it will remain heavily cloudy, windy and rainy.	Learn
deze middag	this afternoon	Learn
deze	this	Learn
dit	this	Learn
drieëndertig	thirty-three (33)	Learn
dertigduizend	thirty thousand (30,000)	Learn
dertig	thirty (30)	Learn
dertien	thirteen (13)	Learn
dorst	thirst	Learn
derde	third	Learn
dunner	thinner	Learn
denkt	thinks	Learn
denkvermogen	thinking ability	Learn
denk redelijk na	think reasonably	Learn
Denk na vooraleer je je mond opendoet.	Think before you open your mouth.	Learn
denk	think (1st person singular)	Learn
De zaken gaan goed.	Things are going well.	Learn
De dingen veranderen snel.	Things are changing fast.	Learn
dingen	things	Learn
ding	thing	Learn
dun	thin	Learn
Dieven aan de haal met fiets Victoria Beckham.	Thieves make off with Victoria Beckham’s bike.	Learn
dieven	thieves	Learn
dief	thief	Learn
diktes	thicknesses	Learn
dikte	thickness	Learn
dikke slingers van hulst en maretak	thick garlands of holly and mistletoe	Learn
dicht	thick	Learn
dik	thick	Learn
Deze zagen hem en kwamen met klappende vleugels op hem af.	They saw him and rushed towards him with clapping wings.	Learn
Deze bibliotheek werd gebouwd in 2013.	They built this library in 2013.	Learn
Deze twee laptops zijn eender in specificaties, maar verschillen in prijs.	These two laptops are identical in specifications, but differ in price.	Learn
Deze overhemden zijn identiek.	These shirts are identical.	Learn