Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (645) B (998) C (162) D (3482) E (1074) F (167) G (798) H (1925) I (1064) J (241) K (673) L (405) M (639) N (355) O (702) P (471) Q (2) R (341) S (979) T (969) U (166) V (1134) W (915) Y (88) Z (772)

Dutch	English Sort descending	Learn
Draagt u een kunstgebit?	Do you wear dentures?	Learn
Draag je een bril?	Do you wear glasses?	Learn
Doe uw uiterste best de eenheid te bewaren.	Do your utmost to preserve unity.	Learn
doenbaar	doable	Learn
dokter	doctor; general practitioner	Learn
doctor	doctor; Ph.D.	Learn
documentaire	documentary	Learn
doende	doing (archaic)	Learn
Dat wordt afgeraden.	Doing that is discouraged.	Learn
dollar	dollar	Learn
dollars	dollars	Learn
dolfijn	dolphin	Learn
Deel geen gevoelige informatie.	Don't share sensitive information.	Learn
de stemmen van de kinderen niet doen verstommen	don’t silence the voices of the children	Learn
deur	door	Learn
dosis	dose	Learn
dossier	dossier	Learn
deeg	dough	Learn
draak	dragon	Learn
drakenfokken	dragon breeding	Learn
draken	dragons	Learn
dronk	drank	Learn
droom	dream	Learn
Dries	Dries (boy’s name)	Learn
Dries Buytaert is voor velen een onbekende, maar wie het internet gebruikt, komt elke dag in aanraking met zijn werk.	Dries Buytaert is unknown to many, but whoever uses the Internet, comes into contact every day with his work.	Learn
drink	drink (1st person singular)	Learn
drank	drink	Learn
drankje	drink (diminutive)	Learn
drinken	drink (plural)	Learn
Drinken in het park is illegaal.	Drinking in the park is illegal.	Learn
drankjes	drinks (diminutive)	Learn
drinkt	drinks (2nd and 3rd person singular)	Learn
drinken	drinks (noun)	Learn
drank niet inbegrepen	drinks not included	Learn
droop	dripped	Learn
drijft	drives	Learn