Een gepiep deed zich horen, en al de dooren van de eieren waren levend geworden en staken de kopjes uit de schalen.
Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.
Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.
liet de kip hierop volgen
Dit zeggende, pakte zij het beet en streek zijn veren glad.
en zodra deze niet meer te zien waren, dook het onder tot op de grond en toen het weer boven kwam, was het als buiten zich zelf
en voordat het beest het recht wist, bevond het zich in een grote tuin, waarin de vlierbomen geurden en hun lange, groene takken tot in het water neerbogen
En uit het geboomte kwamen eensklaps drie prachtige witte zwanen te voorschijn
En terstond vloog er een oude eend naar het arme beest toe en beet het in de nek.
En nu haasten zich al de kleine eendjes, wat zij konden, en zij kwamen uit de eieren te voorschijn en keken naar alle kanten onder de groene bladeren; en de moeder liet ze kijken, zoveel als zij maar wilden; want groen is goed voor de ogen.
en op de heg zat een raaf en deed haar klagend gekras horen
En zo bleef het roerloos liggen, terwijl de hagel door het riet snorde en er schot op schot knalde.
en zo werd het eendje voor drie weken op de proef aangenomen
En zo begaven zij zich naar de eendenkooi.
En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:
en het eendje zat in de hoek en voelde zich diep ongelukkig
En de moeder zeide: “Ik wou, dat je maar ver hier vandaan waart!”
En de andere kinderen jubelden mee
En de andere zwanen bogen zich voor hem.