Hij is alleen thuis.
Hij is altijd bezig.
Hij is altijd op tijd.
Hij is daarvoor verantwoordelijk.
Hij is de nieuwe situatie rap gewoon geworden.
Hij is een afstammeling van koningin Victoria!
Hij is een dappere man.
Hij is een dwaas.
Hij is een echte waaghals op zijn motor.
Hij is een goede schrijver.
Hij is een grote lafaard.
Hij is een machtige tovenaar.
Hij is een pijp aan het roken.
Hij is een verrader geworden.
Hij is erg zuinig, maar niet gierig.
Hij is financieel afhankelijk van zijn vrouw.
Hij is gestruikeld over zijn eigen voeten.
Hij is gewend om te reizen.
Hij is goed gebouwd.
Hij is heus niet zo slecht.
Hij is hier ergens.
Hij is in de rivier terecht gekomen.
Hij is lid van de golfclub.
Hij is listiger dan hij eruitziet.
Hij is moe en hongerig en vooral in de war.
Hij is mollig.
Hij is nep.
Hij is net teruggekomen.
Hij is net weggegaan.
Hij is niet verstandig genoeg om getallen in het hoofd op te tellen.
Hij is nijdig.
Hij is nog niet bij bewustzijn gekomen.
Hij is onteerd.
Hij is onze buur.
Hij is over een steen gestruikeld.
Hij is overmoedig.
