Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)
Dutch Recording English Learn

Hij talmt al maanden met het afleveren van de bouwvergunning, ondanks het positief advies van de Overlegcommissie.

He lingers for months with the delivery of the building permit, despite the positive opinion of the Consultation Committee.

hij tastte achter zich

he felt behind him

Hij tastte in het donker.

He groped in the dark.

Hij tracht wanhopig de achterstand goed te maken.

He’s desperately trying to make up for the delay.

Hij trachtte op te staan.

He tried to stand up.

Hij veegde zijn bezwete kale kruin af.

He wiped his sweaty bald head.

Hij verdient twintig dollar per dag.

He earns twenty dollars a day.

hij vergezelt me overal

he accompanies me everywhere

Hij verhaspelde zijn zinnen.

He muddled his sentences.

hij verheugde zich weliswaar op het nieuwe schooljaar

he was looking forward to the new school year

Hij verkoopt allerlei producten.

He sells all sorts of products.

Hij verloor de belangstelling voor politiek.

He has lost interest in politics.

Hij verloor zijn schwung.

He lost his momentum.

Hij verrast mij telkens weer.

He keeps surprising me.

hij vervangt

he replaces

Hij verwoestte de boerderij.

He destroyed the farm.

Hij verwoestte de stad.

He destroyed the city.

Hij verwoestte steden en boerderijen op zijn pad.

He destroyed cities and farms in his path.

hij voelde een golf van opwinding

he felt a wave of excitement

Hij voelde zich een beetje beverig.

He felt a little shaky.

Hij voelde zich enigszins teleurgesteld door het resultaat.

He felt somewhat disappointed by the outcome.

Hij voelde zich rotter dan ooit.

He felt worse than ever.

Hij vonnist streng.

He judges harshly.

hij vroeg me

he asked me

Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.

He asked me whether I could do him a favour.

hij was

he was

Hij was altijd nogal een zonderling.

He had always been a bit of an oddball.

hij was boos dat ik het niet deed

he was angry that I hadn’t done it

Hij was de gedoodverfde leider van de groep.

He was the presumed leader of the group.

Hij was een groot bewonderaar van Albert Einstein.

He was a great admirer of Albert Einstein.

Hij was een zeer wijs, rijk en machtig koning.

He was a very wise, rich and powerful king.

Hij was eens hier.

He was once here.

hij was niet parelwit en doorschijnend meer

he wasn’t pearly white and translucent anymore

Hij was vlak achter mij.

He was just behind me.

Hij was zich niet bewust van het gevaar.

He was not aware of the danger.

Hij was zwaar gewond.

He was badly wounded.