Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)
Dutch Recording English Learn

Hij heeft aangedrongen.

He insisted.

Hij heeft de familie onteerd.

He has dishonored the family.

Hij heeft de was gesmolten voor het beeld.

He melted the wax for the statue.

Hij heeft een baard.

He has a beard.

Hij heeft een bier besteld.

He ordered a beer.

Hij heeft een buitenlandse wagen.

He has a foreign car.

Hij heeft een gat in zijn hand.

He spends too much money.

Hij heeft een gulle lach.

He has a hearty laugh.

Hij heeft een hond.

He has a dog.

Hij heeft een nieuwe ster ontdekt.

He discovered a new star.

Hij heeft een piercing.

He has a body piercing.

Hij heeft een pistool.

He has a gun.

Hij heeft een scheppend vermogen dat bewonderenswaardig is.

He has a creative capacity that is admirable.

Hij heeft een wet overtreden.

He violated a law.

Hij heeft ervaring in de uitbating van verschillende bedrijven.

He has experience in the operation of various businesses.

Hij heeft geen respect voor gezag.

He has no respect for authority.

Hij heeft grote oren.

He has big ears.

Hij heeft kwijl op zijn kin.

He has drool on his chin.

Hij heeft lang haar.

He has long hair.

Hij heeft me bedrogen.

I was deceived by him.

Hij heeft met zijn vrouw gebroken.

He had broken up with his wife.

Hij heeft puisten.

He has pimples.

Hij heeft twee veroordelingen.

He has two convictions.

Hij heeft veel gezag.

He has a lot of authority.

Hij heeft veel zelfvertrouwen.

He has a lot of self confidence.

Hij heeft verzuim.

He’s absent.

Hij heeft zelfmoord gepleegd.

He committed suicide.

Hij heeft zich bekeerd en woont nu als pater in een abdij.

He has repented and now lives as a father in an abbey.

Hij heeft zich uit de naad gewerkt om de deadline te halen.

He worked hard to meet the deadline.

Hij heeft zijn adres gewijzigd.

He has changed his address.

Hij heeft zodanig veel geluk.

He is such a lucky guy.

Hij hing het aan de grote klok.

He made it public.

Hij houdt ervan de draak te steken met collega’s.

He likes to mock colleagues.

hij ijsbeerde heen en weer voor de haard

he paced back and forth in front of the hearth

hij is

he is

Hij is afhankelijk van zijn vader.

He is dependent on his father.