Hij heeft aangedrongen.
Hij heeft de familie onteerd.
Hij heeft de was gesmolten voor het beeld.
Hij heeft een baard.
Hij heeft een bier besteld.
Hij heeft een buitenlandse wagen.
Hij heeft een gat in zijn hand.
Hij heeft een gulle lach.
Hij heeft een hond.
Hij heeft een nieuwe ster ontdekt.
Hij heeft een piercing.
Hij heeft een pistool.
Hij heeft een scheppend vermogen dat bewonderenswaardig is.
Hij heeft een wet overtreden.
Hij heeft ervaring in de uitbating van verschillende bedrijven.
Hij heeft geen respect voor gezag.
Hij heeft grote oren.
Hij heeft kwijl op zijn kin.
Hij heeft lang haar.
Hij heeft me bedrogen.
Hij heeft met zijn vrouw gebroken.
Hij heeft puisten.
Hij heeft twee veroordelingen.
Hij heeft veel gezag.
Hij heeft veel zelfvertrouwen.
Hij heeft verzuim.
Hij heeft zelfmoord gepleegd.
Hij heeft zich bekeerd en woont nu als pater in een abdij.
Hij heeft zich uit de naad gewerkt om de deadline te halen.
Hij heeft zijn adres gewijzigd.
Hij heeft zodanig veel geluk.
Hij hing het aan de grote klok.
Hij houdt ervan de draak te steken met collega’s.
hij ijsbeerde heen en weer voor de haard
hij is
Hij is afhankelijk van zijn vader.