Understand spoken Dutch

Verbs Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
on it, stood splendid porcelain crockery, and a steaming roast goose, stuffed with apples and dried plums. daarop stond prachtig porseleinen vaatwerk, en heerlijk dampte de gebraden gans, die met appelen en gedroogde pruimen opgevuld was.
Thousands of lights were burning upon the green branches and coloured pictures, like those she had seen in the show-windows, looking down upon her. Duizenden lichten brandden er op de groene takken, en bonte prenten, zoals die, welke er voor de winkelramen te zien waren, zagen op haar neer.
to strangle (long form) te wurgen
to count (long form) te tellen
to bang (long form) te bonzen
to lift (long form) te tillen
I was skiing. Ik skiede.
to poop (long form) te kakken
One evening a strong thunderstorm came; there was thunder and lighting, the rain was pouring down, it was terrible weather! Op zekeren avond kwam er een geducht onweer opzetten; het lichtte en donderde, de regen viel bij stroomen neer, het was een verschrikkelijk weer!
Do you cook often? Kook jij vaak?
Revenge is sweet. Wraak is zoet.
I adore you. Ik aanbid u.
I called him. Ik belde hem.
I replace ik vervang
Hi! How are you? Hoi, hoe gaat het?
It’s better to be killed by them, than being bitten by the ducks, pecked by the chickens, kicked by the maiden who feeds the chickens, or starved with hunger in the winter. ’t Is beter, door hen gedood, dan door de eenden gebeten, door de kippen gepikt, door de meid, die aan de kippen eten geeft, geschopt te worden en in de winter gebrek te lijden!
She is still a bit groggy. Ze is nog wat suf.
to save money geld sparen
to do the dishes de afwas doen
to go sailing gaan zeilen