voorhechtenis
Blijkbaar niet.
Wat doe je met die mest?
Ze lachte spottend.
O, wat glom, wat brandde dit!
Het was heel lekker.
Zelfs ik kan zingen.
Ik geef niets om winst.
We maken soms fouten.
Soms knelt de schoen.
Draag je vaak een hoed?
Er waren veel muggen.
Er zit een gat in zijn sok.
Hoe beslissen we?
Laat Tom niet lijden.
en ik bedoel grondig
Waar kan ik douchen?
Eet je graag wortels?
Mijn benen trillen nog.
Hij lachte uitbundig.