Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2050) B (736) C (1237) D (852) E (540) F (743) G (440) H (1125) I (1980) J (126) K (82) L (520) M (737) N (379) O (444) P (890) Q (36) R (532) S (1858) T (7144) U (160) V (129) W (1204) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
the python de python
the quality de kwaliteit
the quarter het kwartier
the quarter het kwart
the quay de kade
the queen de koningin
The queen is a jealous stepmother. De koningin is een jaloerse stiefmoeder.
The queen wore a beautiful dress adorned with rubies. De koningin droeg een prachtige jurk met robijnen versierd.
the quest de zoektocht
the question de vraag
The question is whether he can do it or not. De vraag is of hij het kan doen of niet.
the questions de vragen
the Quidditch Cup de Zwerkbalcup
the quiver de koker
the quiz de quiz
the rabbit het konijn
the racism het racisme
the radar de radar
The radio station has suspended the presenter. De radiozender heeft de presentator geschorst.
the rags de lompen
the railway de spoorweg
the railways de spoorwegen
the rain de regen
the rainbow de regenboog
the raise de loonsverhoging
the ranking de ranglijst
the rape de verkrachting
the rapture de vervoering
the rarities de zeldzaamheden
the rascal het ondeugd
The rash is very itchy. De uitslag jeukt erg.
the raspberries de frambozen
the raspberry de framboos
the rat de rat
the rate het tarief
the raven de raaf