Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
English-Dutch Dictionary - T
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(8)
2
(4)
3
(1)
4
(1)
A
(1812)
B
(692)
C
(1166)
D
(813)
E
(500)
F
(655)
G
(403)
H
(995)
I
(1698)
J
(119)
K
(76)
L
(479)
M
(672)
N
(341)
O
(377)
P
(844)
Q
(32)
R
(507)
S
(1690)
T
(6706)
U
(154)
V
(124)
W
(1093)
X
(4)
Y
(337)
Z
(14)
English
Dutch
Recording
Learn
They are children.
Ze zijn kinderen.
Learn
They are cousins.
Zij zijn neven.
Learn
They are hiding.
Zij verbergen zich.
Learn
They are in the living room.
Ze zijn in de woonkamer.
Learn
They are not so good at their job.
Ze zijn niet zo goed in hun werk.
Learn
They are planning the street’s redevelopment for next year.
Ze plannen de heraanleg van de straat voor volgend jaar.
Learn
They are responsible for the operation of the farm.
Ze zijn verantwoordelijk voor de uitbating van de boerderij.
Learn
They are trying to drive a wedge between you and us.
Zij proberen een wig tussen u en ons te drijven.
Learn
They are whispering.
Ze fluisteren.
Learn
they bought liquorice for a cent
ze kochten zoethout voor een cent
Learn
They built this library in 2013.
Deze bibliotheek werd gebouwd in 2013.
Learn
They called an expert to combat the pests.
Ze riepen een expert om het ongedierte te bestrijden.
Learn
They came to an arrangement.
Ze kwamen tot een schikking.
Learn
They can all drive.
Ze kunnen allemaal rijden.
Learn
They can rest as long as they want to.
Zij kunnen uitrusten zolang als zij willen.
Learn
They can’t build dikes.
Ze kunnen geen dijken maken.
Learn
they choose two teams
zij kiezen twee ploegen
Learn
They claim that they’re innocent.
Ze beweren onschuldig te zijn.
Learn
They clapped their wings, and swam proudly in the water.
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
Learn
They could have devoured us alive.
Ze hadden ons levend kunnen verslinden.
Learn
They cycled there and took the train back.
Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.
Learn
They demanded compensation.
Zij eisten een vergoeding.
Learn
They deported Tom.
Ze hebben Tom gedeporteerd.
Learn
They did not go back home.
Ze gingen niet terug naar huis.
Learn
They discussed the redesigns of the square.
Ze bespraken de herinrichtingen van het plein.
Learn
They don’t have an apple.
Ze hebben geen appel.
Learn
They don’t like me.
Ze vinden me niet leuk.
Learn
They enjoyed it very much.
Ze vonden het erg leuk.
Learn
They fear repercussions on the world economy.
Er wordt gevreesd voor een weerslag op de wereldeconomie.
Learn
They felt treated respectfully.
Zij voelden zich respectvol bejegend.
Learn
They found out.
Ze kwamen erachter.
Learn
They had gone out.
Ze waren uitgegaan.
Learn
They had him lead throughout the project.
Ze hadden hem op sleeptouw tijdens het hele project.
Learn
they had only the roof to cover them, through which the wind was howling, although the largest holes had been plugged with straw and rags.
boven zich hadden zij slechts het dak, waardoor de wind heenfloot, al mochten de grootste reten ook met stro en lompen dichtgestopt zijn.
Learn
they have
zij hebben
Learn
They have a son.
Ze hebben een zoon.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
118
Page
119
Page
120
Page
121
Current page
122
Page
123
Page
124
Page
125
Page
126
…
Next page
Next ›
Last page
Last »