Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1814) B (693) C (1169) D (814) E (501) F (658) G (403) H (995) I (1700) J (119) K (76) L (480) M (672) N (341) O (377) P (844) Q (32) R (508) S (1688) T (6712) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
I’m making tea. Ik ben thee aan het zetten.
I’m Mary by the way and this is Tom. Ik ben trouwens Maria, en dit is Tom.
I’m normal. Ik ben normaal.
I’m not a separatist. Ik ben geen separatist.
I’m not as old as you, of course. Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
I’m not avoiding you. Ik vermijd u niet.
I’m not coming home. Ik kom niet naar huis.
I’m not coming today. Ik kom vandaag niet.
I’m not interested in science. Ik heb geen belangstelling voor de wetenschap.
I’m not interested. Ik ben niet geïnteresseerd.
I’m not old fashioned. Ik ben niet ouderwets.
I’m not paid to do that. Ik ben niet betaald om dat te doen.
I’m not paying for this. Hiervoor betaal ik niet.
I’m not paying you to stand and chat. Ik betaal je niet om te staan kletsen.
I’m not scared of anything. Ik ben van niets bang.
I’m not the one responsible for this mistake. Ik ben niet verantwoordelijk voor deze fout.
I’m not working today. Ik werk vandaag niet.
I’m ordering you to leave immediately. Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken.
I’m out of practice. Ik ben uit de praktijk.
I’m pretty sure that this is Tom’s umbrella. Ik ben er vrij zeker van dat dit de paraplu van Tom is.
I’m ready to go. Ik ben klaar om te gaan.
I’m scared of being alone. Ik ben bang om alleen te zijn.
I’m scared of dentists. Ik ben bang voor tandartsen.
I’m selling a new car. Ik verkoop een nieuwe auto.
I’m shocked. Ik ben verbijsterd.
I’m sick. Ik ben misselijk.
I’m slightly worried about him. Ik maak me enigszins zorgen om hem.
I’m sorry. Het spijt me.
I’m still alive. Ik ben nog in leven.
I’m such a fool. Ik ben zo’n dwaas.
I’m sure that Tom will explain it to you eventually. Ik weet zeker dat Tom het je ooit zal uitleggen.
I’m sure we’re going to win. Ik weet zeker dat we zullen winnen.
I’m terrified of dogs. Ik ben doodsbang van honden
I’m the champion of my province. Ik ben de kampioen van mijn provincie.
I’m the guilty one. Ik ben de schuldige.
I’m the one who got beaten up. Ik ben degene die in elkaar geslagen werd.