zieken
ziek
zou
zij werkt eraan
Ze wacht op de knappe, blonde prins.
Ze is zich niet bewust van haar schoonheid.
Ze schudt haar hoofd.
Ze is overmoedig, nietwaar?
Ze is onze buur.
Ze is niet zo oud als Mary.
Ze is verdwaald, of niet?
Ze is acht jaar oud.
Ze is in een vergadering.
Zij vraagt het onmogelijke.
Ze is ginder al hé.
Ze maakt zich zorgen over haar toetsen.
Ze schrijft prachtig.
Ze werd toornig wakker.
Ze veegde het kwijl van haar mond af.
Ze zal straks komen.
Ze is gaan winkelen.
Ze ging door het lint toen ze hoorde dat haar vlucht was geannuleerd.
Zij draagt een bril.
Ze kon hem niet ontmoeten.
Ze droeg een tulband.
Ze was te verwaand om de suggesties van anderen te accepteren.
Ze was nog steeds een maagd.
Ze was zodanig geschrokken dat ze niet kon praten.
Ze kreeg promotie.
Ze had zoveel honger dat ze eender wat kon eten.
Ze werd door haar moeder begeleid.
Ze was een telg uit een van de aanzienlijkste families van Venetië.
zij was
Zij wil schakelen.
Ze wil het doen.
Ze gebruikt haar poederdons met veel precisie.