Zijn ideeën worden steeds ongewoner.
Zijn roemruchte daden zijn legendarisch.
Zijn Japans is vrijwel perfect.
Zijn functie vereist veel verantwoordelijkheid.
Zijn taalgebruik bevalt me niet.
zijn vlezige schouder
Zijn wangedrag leidde tot zijn ontslag.
Zijn miezerige poging faalde.
zijn ellende
Zijn mond voelde plotseling kurkdroog aan.
zijn naam
zijn nieuwe schoolboeken
zijn nieuwe trui
Zijn aanbod voldoet aan mijn gading.
zijn oude gewaad
Zijn mening is waardeloos.
Zijn mantel is versleten.
Zijn overjas is versleten.
zijn eigen dreunende voetstappen
Zijn presentatie was bondig maar krachtig.
zijn zoektocht
Zijn reputatie ging te gronde.
zijn litteken
Zijn prestaties werden erkend.
zijn glans
zijn schenen
Zijn zoon heeft aanleg voor muziek.
zijn zere ribben
Zijn betoog duurde een uur.
Zijn stelling over klimaatverandering is helder.
Zijn pak heeft een krijtstreep.
zijn telefoonnummer
Zijn zinderend optreden raakte ons diep.
zijn hutkoffer
Zijn woelige levensstijl zorgde voor problemen.
Zijn onwankelbaar vertrouwen daarin is spreekwoordelijk.