Ze is behoorlijk ziek.
Ze is nog wat suf.
Zij is het aanspreekpunt voor technische problemen.
Ze is buiten bewustzijn.
Zij is gewend laat op te blijven.
Ze sprong rond van opwinding.
Ze is net vertrokken.
Ze kuste hem.
Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.
Ze lachte spottend.
Ze heeft een knippen-en-plakken sneltoets geleerd.
Ze heeft het geleerd van haar ouders.
Ze vindt hem leuk.
Zij stak nog een lucifertje aan.
Zij woont in het Verenigd Koninkrijk.
Ze woont in dit dorp.
Ze keek erachter.
Ze keek zowel nijdig als bezorgd.
Zij leek opgewonden.
Zij houdt van dieren.
Ze streelde liefdevol zijn baard.
Zij maakte ontbijt.
Ze spotte met mijn acne.
zij tegen je kermt
Ze moet ergens zijn.
Ze reageerde niet meer op mijn berichten.
Ze knikte stralend.
zij zag ze nu als sterren aan den hemel
Ze heeft alleen koorts, maar behoorlijk.
Ze bestelde een ijsje.
Ze schilderde met spuitbussen op de muur.
ze is geslaagd
Ze speelt gitaar.
Zij speelt piano.
Zij beoefent waarzeggerij met tarotkaarten.
Ze doet veel suiker in haar koffie.