Zijn onwankelbaar vertrouwen daarin is spreekwoordelijk.
zijn nieuwe trui
zijn nieuwe schoolboeken
zijn naam
zijn mondhoek
Zijn mond voelde plotseling kurkdroog aan.
Zijn miezerige poging faalde.
Zijn mening is waardeloos.
Zijn mantel is versleten.
zijn maatjes
Zijn loopbaan evolueerde snel.
zijn litteken
zijn leeftijd
Zijn kwinkslag deed iedereen lachen.
zijn kraag
Zijn jullie gelukkig?
Zijn jullie echt verwant?
Zijn jullie allemaal samen gaan winkelen?
Zijn Japans is vrijwel perfect.
Zijn inspanningen hebben niets teweeg gebracht.
Zijn ideeën worden steeds ongewoner.
zijn hutkoffer
zijn hologige gezicht
zijn hemelbed
zijn hele lichaam verstarde
zijn hele leger
zijn harp
Zijn haren beginnen grijs te worden.
zijn handschrift werd slordiger
Zijn haar ouders gescheiden?
zijn glans
Zijn gezicht glom van opwinding.
zijn gerafelde kussensloop
Zijn functie vereist veel verantwoordelijkheid.
zijn fraaie kop
zijn flesgroene pak