Wanneer komt deze trein aan in Brussel?
wanneer er Frans gesproken moet worden
waar
Waar zijn mijn ouders?
Waar zijn de paspoorten?
Waar zijn er veel bars?
Waar zijn er veel hotels?
Waar zijn er veel restaurants?
Waar zijn er veel bezienswaardigheden?
Waar spreken we af?
Waar komt u vandaan?
Waar kom je vandaan?
Waar ga je heen?
Waar brengt u me heen?
Waar kan ik een Engelse krant kopen?
Waar kan ik eieren kopen?
Waar kan ik Chinees eten kopen?
Waar kan ik een traveller’s check wisselen?
Waar kan ik geld wisselen?
Waar kan ik bidden?
Waar kan ik douchen?
Waar leerde Yanni manden maken?
Waar heb je die tas gekocht?
Waar ben je laatst op vakantie geweest?
Waar kennen we elkaar van?
Waar koopt men buskaartjes?
Waar woon je tegenwoordig?
Waar woon je?
Waar woont u?
Waar werkt Jan?
Waar werkt Jan? (dialoog)
Waar werkt Jan? Jan werkt in de meubelfabriek.
Waar gaat deze bus heen?
Waar gaat deze trein heen?
Waar vind ik een geldautomaat?
Waar is zijn vader?