Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - W

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (648) B (999) C (163) D (3496) E (1076) F (169) G (798) H (1926) I (1065) J (241) K (673) L (406) M (642) N (355) O (706) P (471) Q (2) R (342) S (979) T (971) U (166) V (1136) W (916) Y (88) Z (773)
Dutch Sort ascending Recording English Learn

wegprofiel

road profile

weglating

omission

wegkwijnen

to languish; to waste away

weggooien

to throw away

weggingen

were leaving

weggaat

leave (verb)

weggaan

to leave

wegens

due to

wegen

roads

wegdoen

to put away

weg

away

weg

gone

weg

road

Weet u hoe lang het rijden is?

Do you know how long the trip takes?

Weet u dat zeker?

Are you sure about that?

Weet jij wat Tom zijn favoriete drankje is?

Do you know what Tom’s favorite drink is?

Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?

Are you sure we have enough money?

Weet je waarom Tom dit gekocht heeft?

Do you know why Tom bought this?

Weet je toevallig waar ze woont?

Do you happen to know where she lives?

Weet je hoe ik daar kan komen?

Do you know how I can get there?

Weet ik veel!

How should I know?

weet

know; knows (singular)

weeshuis

orphanage

Wees tegen iedereen beleefd.

Be polite to everyone.

Wees niet hoogmoedig, maar doe uw best nederig te zijn.

Don’t be proud, but do your best to be humble.

wees nederig en vriendelijk

be humble and kind

Wees jezelf!

Be yourself!

Wees een braaf meisje.

Be a good girl.

Wees beleefd tegen je ouders.

Be polite to your parents.

Wees alstublieft zuinig met water.

Go easy with the water.

Wees alsjeblieft beleefd.

Please be polite.

wees

be

weerzinwekkend

repulsive

weert

keeps off (3rd person singular)

weerstand

resistance

weerspiegeling

reflection