Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - U

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (717) B (1129) C (201) D (3966) E (1476) F (203) G (925) H (2249) I (1325) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (811) P (526) Q (2) R (395) S (1106) T (1091) U (194) V (1269) W (1138) X (3) Y (88) Z (930)
Dutch Recording English Sort descending Learn
uitgeven
to spend
uitspatten
to splash (long form)
uitslaan
to spread
uitnemen
to take out
uploaden
to upload
uit te kramen
to utter
U
U (letter)
U-bocht
U-turn
uniform
uniform
unie
union
uniek
unique
unieke
unique
universiteit
university
uitgeschreven
unsubscribed
upload
upload
upload een bestand
upload a file
urgentie
urgency
urgente
urgent
USB
USB
USB-poort
USB port
uitgestrekte
vast
uitzicht
view
uitging
went out
Uit welk land kom je?
What country are you from?
uit de naad gewerkt
worked one’s fingers to the bone; worked tirelessly
u
you (formal)
Uit de boeken die in de kast staan mag je in geen geval plaatjes knippen.
You absolutely may not cut pictures out of the books on the bookcase.
u accepteert
you accept
u bent
you are (formal)
U mag geen geslachtsgemeenschap hebben met uw schoondochter.
You are not allowed to have sexual intercourse with your daughter-in-law.
U bent nu uitgeschreven van onze e-newsletter en e-mailings.
You are now unsubscribed from our e-newsletter and emailings.
U kocht brood.
You bought bread.
Uiteraard kan je doen wat je maar wilt.
You can do whatever you want to do, of course.
U kunt niet bang zijn om te falen.
You can’t be afraid to fail.
U kunt me geen enkel bevel geven.
You can’t give me orders.
u hebt
you have (formal)