stelen
starten
staan
spatten
Spaans spreken
spreken
snikken
sneeuwen
snurken
sluipen
smoren
schuiven
slapen
skiën
schaatsen
schieten
schijnen
scheren
sturen
schreeuwen
sparen
spijt hebben van
steken
spinnen
straffen
snoeien
stellen
schaken
spelen
spotten
slingeren
spreken af
samenwonen
springen
strijken