Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - M

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Sort ascending Learn

mikpunt van spot

object of ridicule

meldingen

notifications

merkten

noticed

merkbaar

noticeable

mededeling

notice

makkie

no-brainer

maar liefst

no less

mythisch

mythical

mezelf

myself

Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.

My wife and children depend on me.

mijn vrouw

my wife

mijn vocabulaire is beperkt

my vocabulary is limited

Mijn oom is rijk.

My uncle is rich.

Mijn betoog was kort en krachtig.

My speech was short and powerful.

mijn zoon

my son

Mijn zus speelt met een pop.

My sister is playing with a doll.

Mijn zus is benoemd tot voogd van mijn kinderen.

My sister has been appointed guardian of my children.

mijn oprechte medeleven

my sincere condolences

Mijn schoenen piepen.

My shoes squeak.

Mijn schoenen zijn versleten.

My shoes are worn out.

Mijn gewest heeft een rijke geschiedenis.

My region has a rich history.

Mijn stelling is dat we moeten samenwerken.

My position is that we need to cooperate.

Mijn ouders willen scheiden.

My parents want to divorce.

Mijn ouders hebben me afgeraden om te snel te rijden.

My parents advised me not to drive too fast.

Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.

My old shoes are completely worn out.

Mijn nek doet pijn.

My neck hurts.

Mijn naam is Petrus.

My name is Peter.

Mijn naam is Maria.

My name is Mary.

Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.

My mother tried to reconcile the couple.

Mijn moeder staat in de keuken.

My mother is in the kitchen.

Mijn moeder maakt me af als ze erachter komt.

My mom will kill me if she finds out.

Mijn moeder kwam terug van de winkel.

My mom came back from the store.

Mijn fout!

My mistake!

Mijn benen trillen nog.

My legs are still shaking.

Mijn straaljager moest bijgetankt worden.

My jet needed refueling.

Mijn spijkerbroek is gescheurd.

My jeans are torn.