Mijn nederigheid maakt me trots.
Mijn naam is Petrus.
Mijn naam is Maria.
Mijn moeder staat in de keuken.
Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.
Mijn moeder maakt me af als ze erachter komt.
Mijn moeder kwam terug van de winkel.
Mijn man is bakker.
Mijn loopbaan heeft me naar vele landen geleid.
Mijn loopbaan begon als stagiair.
Mijn koffie is koud.
Mijn kinderen houden erg van het verhaal van Sneeuwwitje.
mijn kinderen
Mijn kind moet hoesten.
Mijn kind is ziek.
Mijn kind heeft honger.
Mijn keel doet nog steeds pijn.
Mijn kat is verdwenen.
Mijn kat is gelukkig.
Mijn kat is altijd bezig met kattenkwaad.
Mijn kanarie houdt van vers fruit.
Mijn inspanningen waren niet voor niets.
Mijn huis is oud en lelijk.
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
Mijn houding is veranderd.
Mijn hart trilt van vreugde.
Mijn hart ging echt immens tekeer.
Mijn harde schijf is bijna vol.
Mijn gsm-nummer bewaren.
Mijn grootvader is timmerman.
Mijn grootste afleiding is sociale media.
Mijn gewest heeft een rijke geschiedenis.
Mijn fout!
Mijn ergernis verdwijnt niet gemakkelijk.
Mijn emmer is vol.
Mijn dochter heeft een goede leraar.