Mijn grootvader is timmerman.
Mijn gsm-nummer bewaren.
Mijn harde schijf is bijna vol.
Mijn hart ging echt immens tekeer.
Mijn hart trilt van vreugde.
Mijn houding is veranderd.
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
Mijn huis is oud en lelijk.
Mijn inspanningen waren niet voor niets.
Mijn kanarie houdt van vers fruit.
Mijn kat is altijd bezig met kattenkwaad.
Mijn kat is gelukkig.
Mijn kat is verdwenen.
Mijn keel doet nog steeds pijn.
Mijn kind heeft honger.
Mijn kind is ziek.
Mijn kind moet hoesten.
mijn kinderen
Mijn kinderen houden erg van het verhaal van Sneeuwwitje.
Mijn koffie is koud.
Mijn loopbaan begon als stagiair.
Mijn loopbaan heeft me naar vele landen geleid.
Mijn man is bakker.
Mijn moeder kwam terug van de winkel.
Mijn moeder maakt me af als ze erachter komt.
Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.
Mijn moeder staat in de keuken.
Mijn naam is Maria.
Mijn naam is Petrus.
Mijn nederigheid maakt me trots.
Mijn nek doet pijn.
Mijn oma is een ervaren edelsmid en maakt unieke handgemaakte juwelen.
Mijn oom is rijk.
mijn oprechte medeleven
Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
Mijn ouders hebben me afgeraden om te snel te rijden.