Je had je moeten voorstellen.
Je had eerder moeten opstaan.
Je zei dat dat belangrijk was.
jij liep
Je verleent verpleegkundige zorg zoals wettelijk is vastgelegd
Jij ging gisteren voetballen.
je ziet toe op de voltooiing van mijlpalen en de juiste uitvoering van verantwoordelijkheden en resource-activiteiten
Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.
Je hebt behandeling nodig.
Je moet het goede voorbeeld geven.
Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.
Je moet goed eten om gezond te blijven.
Je hebt sowieso een baan nodig.
Jullie moeten het me vertellen.
Je moet zweren op de Bijbel.
Je moet goed eten.
je maakt correcte afwegingen tussen vernieuwing en stabiliteit
Je ziet er verschrikkelijk uit.
Je ziet er echt ellendig uit.
Je ziet eruit als je vader.
Je ziet er voldaan uit.
Je woont op de zesde verdieping.
je wordt graag uitgedaagd
Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.
Je moet opletten voor die man.
Je moet wachten.
jij moet
Je hebt niets uit te voeren, en daarom verzin je allerlei dwaasheden
Je hebt iets reins en weerloos gedood.
Je hebt dit onderdeel afgerond.
Je hebt een grote maag.
jij hebt
jullie hebben
jij moest
Je zou hem beter persoonlijk aanspreken.
je fungeert