hij vroeg me
Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
Hij draagt de verantwoordelijkheid.
Hij werd aanzienlijk rijk voordat hij stierf.
hij wordt
Hij boog zich gretig voorover.
Hij brak zijn sleutelbeen.
Hij kan honkballen.
Hij kan fluit spelen.
Hij kauwde op zijn hamburger.
Hij balde zijn vuist.
Hij heeft zelfmoord gepleegd.
Hij bekritiseert voortdurend andere mensen.
Hij knipte een tak van de boom.
Hij sneed zijn huid open.
Hij maait het gras iedere zaterdag stipt om twee uur ’s middags.
Hij is van haar afhankelijk.
Hij verwoestte steden en boerderijen op zijn pad.
Hij verwoestte de stad.
Hij verwoestte de boerderij.
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
Hij lijkt zich hier geen zorgen over te maken.
Hij heeft een nieuwe ster ontdekt.
Hij maakt geen onderscheid tussen goed en kwaad.
Hij dronk gif en stierf.
Hij drinkt melk.
Hij verdient twintig dollar per dag.
Hij voelde zich een beetje beverig.
hij voelde een golf van opwinding
hij tastte achter zich
Hij voelde zich enigszins teleurgesteld door het resultaat.
Hij voelde zich rotter dan ooit.
Hij nam zijn boeken bij elkaar.
Hij geeuwde uitbundig.
Hij gaf me een voorbeeld.
Hij gaf een bot aan de hond.