Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (649) B (1001) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (803) H (1932) I (1070) J (242) K (672) L (406) M (642) N (356) O (713) P (471) Q (2) R (342) S (979) T (978) U (166) V (1138) W (916) Y (88) Z (774)

Dutch	English Sort ascending	Learn
het tweede metrostel	the second metro carriage	Learn
het gekras van zijn veer	the scratch of his feather	Learn
het schampschot	the schampschot	Learn
het tafereel	the scene	Learn
het litteken	the scar	Learn
het gezegde	the saying	Learn
het schoteltje	the saucer	Learn
hetzelfde moment	the same time	Learn
hetzelfde	the same	Learn
het zout	the salt	Learn
het salaris	the salary	Learn
het sipste gezicht	the saddest face	Learn
Het ruisend bladerval creëerde een herfstig gevoel in het park.	The rustling of falling leaves created an autumnal feeling in the park.	Learn
het geritsel	the rustling	Learn
het geritsel van bladeren	the rustle of leaves	Learn
het kleed	the rug	Learn
Het vorstenhuis woont in een paleis.	The royal family lives in a palace.	Learn
het vorstenhuis	the royal family	Learn
het touw	the rope	Learn
het grondwoord	the root word	Learn
het dak	the roof	Learn
het knaagdier	the rodent	Learn
het gewaad	the robe	Learn
het ganzengebraad	the roast goose	Learn
het risico	the risk	Learn
het oorsuizen	the ringing ears; the tinnitus	Learn
het stemrecht	the right to vote	Learn
het recht	the right	Learn
het lint	the ribbon	Learn
het revolver	the revolver	Learn
het resultaat	the result; the outcome	Learn
het restaurant	the restaurant	Learn
het ontslag	the resignation	Learn
het verslag	the report	Learn
het vervangen	the replacement	Learn
Het verwijderen van de voorhuid heet circumcisie.	The removal of the foreskin is called circumcision.	Learn