Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1127) C (201) D (3952) E (1474) F (203) G (923) H (2243) I (1323) J (285) K (770) L (466) M (719) N (390) O (808) P (524) Q (2) R (393) S (1104) T (1087) U (194) V (1264) W (1135) X (3) Y (88) Z (930)
Dutch Recording English Learn
Het vonnis valt op 21 juni.
The verdict falls on June 21.
het werkwoord
the verb
het venijn
the venom
Het Vaticaan heeft voor de eerste maal de vermeende beenderen van de apostel Petrus, of Sint-Pieter, tentoongesteld.
The Vatican has for the first time the alleged bones of the apostle Peter or St. Peter on display.
het gebruik
the use
het heelal
the universe
Het Verenigd Koninkrijk bestaat uit Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland.
The United Kingdom is comprised of England, Scotland, Wales, and Northern Ireland.
het Verenigd Koninkrijk
the United Kingdom
het onaffe land
the unfinished country
het onderhemd
the undershirt
Het lelijke jonge eendje
The ugly young duckling
het draaihek
the turnstile
het vertrouwen
the trust
het spijbelen
the truancy
het verdrag
the treaty
het landverraad
the treason
het dienblad
the tray
het gereis
the travelling
het vervoer
the transport
het treinstation
the train station
het verkeersbord
the traffic sign
het verkeer
the traffic
Het speelgoed waarmee de jongen speelde is stuk.
The toy the boy was playing with is broken.
het jaagpad
the towpath
het raadhuis met een pomp ervoor
the town hall with a pump in front of it
het gemeentehuis
the town hall
het raadhuis
the town hall
het VVV-kantoor
the tourist information office
het onderwerp
the topic
het gereedschap
the tools
Het hulpmiddel bij uitstek voor dieven en plunderaars!
The tool par excellence for thieves and looters!
het hulpmiddel
the tool
het werktuig
the tool
het toiletpapier
the toilet paper
het toilet
the toilet
het oorsuizen
the tinnitus