Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1001) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1071) J (244) K (672) L (406) M (642) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (978) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)

Dutch	English Sort ascending	Learn
het verkeersbord	the traffic sign	Learn
het verkeer	the traffic	Learn
Het speelgoed waarmee de jongen speelde is stuk.	The toy the boy was playing with is broken.	Learn
het jaagpad	the towpath	Learn
het raadhuis met een pomp ervoor	the town hall with a pump in front of it	Learn
het gemeentehuis	the town hall	Learn
het raadhuis	the town hall	Learn
het VVV-kantoor	the tourist information office	Learn
het onderwerp	the topic	Learn
het gereedschap	the tools	Learn
Het hulpmiddel bij uitstek voor dieven en plunderaars!	The tool par excellence for thieves and looters!	Learn
het hulpmiddel	the tool	Learn
het werktuig	the tool	Learn
het toilet	the toilet; the loo	Learn
het toiletpapier	the toilet paper	Learn
het betegelde toilet	the tiled toilet	Learn
Het tij is laag.	The tide is out.	Learn
het tij	the tide	Learn
het kaartje	the ticket; the card (diminutive)	Learn
het ticket	the ticket	Learn
het onweer	the thunderstorm	Learn
het ding	the thing	Learn
het thema	the theme	Learn
het theater	the theatre	Learn
het terrein	the terrain	Learn
het terras	the terrace	Learn
het telefoonnummer	the telephone number	Learn
Het team van Website Development bestaat uit enthousiaste mensen met veel ervaring in hun vakgebied en een gedegen opleiding.	The team from Website Development consists of enthusiastic people with a lot of experience in their field and a solid education.	Learn
het team	the team	Learn
Het mikpunt werd gemist.	The target was missed.	Learn
Het mikpunt is verplaatst.	The target has moved.	Learn
het streefdoel	the target	Learn
het tafelblad	the tabletop	Learn
het tafellaken	the table-cloth	Learn
het T-shirt	the T-shirt	Learn
het systeem	the system	Learn