Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Sort descending Learn

hou

love (2nd person singular, in a question)

houdt van

loves (3rd person singular, long form)

houdt

loves (3rd person singular)

halvegare

lunatic

heerlijkheid

magnificence

hoofdrolspeler

main actor

hoofdpersoon

main character

hoofdzinnen

main clauses

hoofdgerecht

main course

hoofdzakelijk

mainly

Het behouden van een overzicht over de verschillende omgevingen bij onze klant.

Maintaining an overview of the different environments at our customers.

handleiding

manual

handleidingen

manuals

Heel wat horecazaken hebben bederfbare goederen.

Many catering establishments have perishable goods.

Heel erg bedankt!

Many thanks.

heel wat

many; a great deal

huwelijk

marriage

Het smelten van de poolkappen kan bijdragen aan het stijgen van het zeeniveau.

Melting polar icecaps could also contribute to an increase in sea levels.

herinnering

memory

humeur

mood

humeurig

moody

Het meeste werk wordt door robots verricht.

Most of the work is performed by robots.

Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.

My physics teacher doesn’t care if I skip classes.

Hier dichtbij in een ander moeras zijn enige aardige wilde ganzen, allemaal dames, die evenals jij “kwak!” kunnen zeggen.

Near here in another swamp are some nice wild geese, all ladies, who, like you, can say “quack!”.

Haast Onthoofde Henk

Nearly Headless Nick (the name of one of the ghosts in the Harry Potter books)

hals

neck

halzen

necks

hoefde

needed

hoeft

needs to (3rd person singular)

haver

oat

havermout

oatmeal

hiervan

of this

hierop

on this

honderd

one hundred (100)

honderdacht

one hundred and eight (108)

honderdachttien

one hundred and eighteen (118)