Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1127) C (201) D (3952) E (1474) F (203) G (923) H (2243) I (1323) J (285) K (770) L (466) M (719) N (390) O (809) P (524) Q (2) R (393) S (1104) T (1088) U (194) V (1264) W (1135) X (3) Y (88) Z (929)
Dutch Recording English Sort descending Learn
Hoe lang duurt de voorstelling?
How long does the show last?
Hoe lang was ik buiten bewustzijn?
How long was I unconscious?
Hoeveel dagen blijft ze hier?
How many days is she staying here?
Hoeveel medewerkers heb je ontslagen?
How many employees have you fired?
Hoeveel talen spreek je vlot?
How many languages can you speak well?
Hoeveel talen wil je leren?
How many languages do you want to learn?
Hoeveel talen heb je geleerd?
How many languages have you studied?
Hoeveel talen spreek je?
How many languages ​​do you speak?
Hoeveel maaltijden per dag eet jij?
How many meals a day do you eat?
Hoeveel alinea’s telt het artikel?
How many paragraphs does the article have?
Hoeveel mensen zijn er in het huis?
How many people are in the house?
Hoeveel mensen kwamen niet?
How many people didn’t come?
Hoeveel leerlingen zitten er in het klaslokaal?
How many students are there in the classroom?
Hoeveel lettergrepen heeft dit woord?
How many syllables does this word have?
Hoe vaak per week neem je een bad?
How many times a week do you take a bath?
Hoeveel jaar blijft hij hier?
How many years will he stay here?
hoeveel?
how many?
hoeveel
how much
Hoeveel ben jij schuldig?
How much do you owe?
Hoeveel weeg je?
How much do you weigh?
Hoeveel kost een ticket naar Londen?
How much does a ticket to London cost?
Hoeveel weegt hij?
How much does he weigh?
Hoeveel kost een tweepersoonskamer?
How much is a double room?
Hoeveel kost een eenpersoonskamer?
How much is a single room?
Hoeveel kost een ticket naar Parijs?
How much is a ticket to Paris?
Hoeveel kost dit?
How much is this?
Hoeveel papier wil je?
How much paper do you want?
Hoeveel geduld heb je?
How much patience do you have?
Hoe lang gaat dat duren?
How much time will that take?
Hoeveel bedroegen de onkosten?
How much were the expenses?
Hoeveel gaat het kosten?
How much will it cost?
hoeveel?
how much?
Hoe vaak drink je kruidenthee?
How often do you drink herbal tea?
Hoe vaak ga je zwemmen?
How often do you go swimming?
Hoe vaak ben je in Nederland geweest?
How often have you been in the Netherlands?
Hoe oud ben je?
How old are you?