het kussen
het kwart
het kwartier
het laatste deel
Het lag in het moeras tussen het riet, toen de zon weer warm begon te schijnen.
het land
het landschap
het landverraad
het lapje
het lappendeken
het lawaai
het ledekant
Het leek een fraai, in leer gebonden boek.
het leger
Het leger moet waakzaam en paraat blijven.
het leiderschap
Het lelijke jonge eendje
Het leren van deze taal is een peulenschil.
het letsel
het leuke huis
Het leven is interessant.
Het leven is kort, je moet er van genieten.
het lichaam
het licht
Het licht knipperde.
het lichtblauwe plafond
het lichtje
het lid
het lidwoord
het lied
het liep er bij de neuzen van haar schoenen in en bij de hakken weer uit
Het liep over veld en weiden; maar er woei zulk een hevige storm, dat het werk had om op zijn poten te blijven staan.
het lijf
het lijkje
het lint