Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Sort ascending Recording English Learn

dolle taferelen

crazy scenes

dolle

crazy

dollars

dollars

dollar

dollar

dolk

dagger

dolgraag

very fond

dolfijn

dolphin

dol zijn op

to be crazy about

dol

crazy; mad

dokter

doctor; general practitioner

doken

dived

doffe

dull

Doet u leveringen naar het buitenland?

Do you ship overseas?

doet

makes; does (3rd person singular)

doende

doing (archaic)

doenbaar

doable

doen

to do

doen

do (plural)

doelwit

target

doelverdediger

goalkeeper

doelstellingen

goals

doelpunt

goal (point scored in sport)

doelen

goals

doel

goal (objective)

doekje

cloth (diminutive)

doek

cloth

doei

bye

Doe wat Tom zegt.

Do as Tom says.

Doe uw uiterste best de eenheid te bewaren.

Do your utmost to preserve unity.

Doe niet mee aan allerlei uitspattingen.

Do not participate in all sorts of excesses.

Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.

Try your best to lay eggs, or to purr or let sparks come out of your body.

Doe het licht uit.

Put out the light.

Doe gewoon alsof we hier niet zijn.

Just pretend like we’re not here.

Doe die stukken stof onder uw oksels.

Put these pieces of cloth under your armpits.

Doe de deur op slot vooraleer je vertrekt.

Lock the door before you leave.

Doe alsjeblieft iets.

Please do something.