de keuken
de keukenklok
de keukenvloer dweilen
de keuze
De keuze voor volpension omvat drie maaltijden per dag.
de kever
de kier
de kieskring
de kiezels
de kilometer
de kin
de kinderen
De kinderen groeiden zo veel.
de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken
De kinderen wilden met hem spelen
de kip
De kip had korte, lage poten, en daarom werd zij juffrouw Kortbeen genoemd
De kip kwam overeind.
de kippen
de kist
De kist bevatte gouden munten.
de klant
De klant werd onbeleefd bejegend.
De klant werd respectvol bejegend door het personeel.
de klas
de kleding
de kledingwinkel
de kleerkast
de kleindochter
de kleine auto
De kleine echter verloor deze, toen zij over de straat heen snelde, omdat er twee rijtuigen verschrikkelijk hard voorbijreden.
De kleine groene uil heeft de beste talenschool die ik ken.
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen; maar—daar ging het lichtje uit, de kachel verdween, zij hield slechts een klein stompje van het afgebrande lucifertje in de hand.
De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.
de kleinzoon